U bent hier
Argyresthia trifasciata Staudinger, 1871
De eieren worden afgezet op de jonge scheuten.
De groenbruine rups heeft een zwarte kop. De prothoracale en anale plaat zijn eveneens zwart.
De jonge rupsen maken mijnen door de bladeren uit te vreten. Uitgemijnde bladeren verkleuren snel. Later boren de rupsen in de twijgen.
De rups verpopt in een zijden cocon die zich net onder de schors of tussen een spleet in de schors bevindt en daardoor moeilijk te vinden is.
- Voor het eerst gemeld uit België in 1996, sindsdien wordt deze soort overal waargenomen.
- Deze algemene soort kan in sommige gevallen massaal optreden.
- Ook op Chamaecyparis en Cupressocyparis leylandii, en op Juniperus media en J. virginiana
- Jeneverbes en levensboom zijn de belangrijkste waardplanten.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort lijkt afwezig te zijn op het Balkan schiereiland en ook op de meeste eilanden van Europa.
De motjes vliegen van eind april tot eind juni. De rupsen zijn te vinden van midden juni tot na de overwintering in maart.