U bent hier
Dichelia histrionana (Frölich, 1828)
De jonge rupsen zijn groen met een donkerbruine kop. Bij oudere rupsen is de kop iets lichter met donkere markeringen. De prothoracale plaat heeft een donkere rand, de anale plaat is geelgroen en de borstpoten zijn bruin. De jonge minerende rupsen overwinteren om het jaar erna vrij te gaan leven tussen de samengesponnen naalden.
De jonge rupsen minereren enkele naalden uit die ze binnendringen aan de naaldbasis. De gemineerde naalden worden aan elkaar gesponnen, het naar buiten gewerkte frass blijft gedeeltelijk in het spinsel hangen. Oudere rupsen leven tussen samengesponnen naalden.
De pop is roodbruin en ligt ergens in het spinsel.
- Geen gewone soort bij ons, toch is ze reeds in alle provincies waargenomen.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort ontbreekt nog in heel wat zuidelijke en oostelijke landen van Europa.
De motjes vliegen van eind mei tot eind augustus. Minerende rupsen zijn alleen te vinden voor de overwintering vanaf augustus, na de overwintering eten ze verder tot ongeveer in juni.