U bent hier
Epinotia tedella (Clerck, 1759)
De vuilwitte tot bleek groenbruine rups heeft twee subdorsale roodbruine lengtelijnen. De kop is bruinzwart evenals de prothoracale plaat. De anale plaat is grijsbruin.
De rupsen mijnen een aantal (10 tot ongeveer 15) naalden zo goed als volledig uit. Daarrond hangt een licht spinsel waarin een deel van het verwijderde frass blijft hangen. De naalden worden binnengedrongen aan de naaldbasis.
De verpopping heeft plaats op de grond in een zijden cocon, de pop is bruin.
- Kan soms in sparrenbossen als pest optreden.
- Monofaag op Pinaceae.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Zo goed als geheel Europa, ontbreekt wel op het Iberisch schiereiland en in enkele landen van het Balkan schiereiland.
De motjes vliegen van eind april tot juni. Er kan nog een twee generatie optreden in augutus. Rupsen zijn te vinden van augustus tot oktober, de soort overwintert als volgroeide rups of zelfs als pop.