U bent hier
Plutella xylostella (Linnaeus, 1758)
Het vrouwtje kan zo'n 150 eieren leggen. De eieren zijn bleek groengeel, ovaal en afgeplat. Ze liggen aan de bladonderzijde.
De rups is bleek geelgroen en heeft een donkere lengtelijn op de rug. De kop is lichtbruin en gespikkeld, net zoals de anale plaat.
De jonge rupsen maken kleine gangmijntjes maar gaan vrij snel vrij leven aan de bladonderzijde. Sommige mijntjes bevatten frass maar het grootste gedeelte wordt verwijderd uit de mijn.
De bleekbruine pop ligt in een open netachtige cocon die gesponnen wordt op de waardplant of op de grond.
- Deze soort kan massaal optreden op allerlei soorten Brassicaceae.
- Het koolmotje is een trekvlinder die in sommige gevallen in de maanden mei tot augustus met 1000-den ons land kan bereiken/doortrekken, vaak in noord tot noord-oostelijke richting. Zo was 2016 een topjaar voor deze soort. Er werden bijna 91.000 exemplaren waargenomen in ons land (bron: waarnemingen.be).
- Deze soort is vrij algemeen en plant zich hier voort vanaf het begin van de zomer. In warme jaren kan deze soort explosief optreden.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort wordt zo goed als overal in Europa waargenomen. Er zijn wel nog geen gegevens van Oekraïne, Moldavië, Slovenïë en enkele kleinere eilanden en staten.
De motjes vliegen in twee à drie overlappende generaties per jaar. Ze worden bij ons waargenomen van begin april tot eind november met een piek rond eind mei - begin juni. Rupsen zijn te vinden in de maanden juni, juli en augustus.